Erfelijkheid en aanleg bij ADHD

Gepubliceerd op 18 september 2025 om 21:40

Hoe erfelijkheid ADHD beïnvloedt

Waarom heeft de één ADHD en de ander niet? Het antwoord ligt in een combinatie van aanleg en omgeving. Je kunt het zien als een soort puzzel: sommige stukjes zitten al bij je geboorte vast door je genen, waardoor je hersenen prikkels en informatie anders verwerken. Andere stukjes worden gevormd door je omgeving, zoals ervaringen tijdens de zwangerschap, je gezinssituatie en dagelijkse routines. Samen bepalen deze factoren hoe ADHD zich bij iemand uit en waarom het bij iedereen net anders is.

 

Genetische aanleg op ADHD

Waarom heeft de één ADHD en de ander niet? Er is niet één enkel “ADHD-gen”, daarom verschilt iedereen. ADHD is wel duidelijk erfelijk: de kans dat je het bij je geboorte hebt, ligt tussen de 70 en 80%. Dit betekent dat genetische aanleg een grote rol speelt, maar niet de enige factor is. Onderzoekers hebben ontdekt dat meerdere genen samen invloed hebben op de manier waarop hersenen zich ontwikkelen en functioneren, vooral in gebieden die betrokken zijn bij aandacht, planning en impulscontrole.

ADHD moet niet worden gezien als een ziekte, maar als een neurobiologische ontwikkelingsstoornis. Neurobiologisch betekent dat het te maken heeft met hoe onze hersenen informatie en prikkels verwerken. De hersenen van mensen met ADHD verwerken informatie en prikkels vaak anders. Dit beïnvloedt bijvoorbeeld concentratie, emotie-regulatie en het vermogen om taken te plannen en af te maken. Erfelijke aanleg kan dus verklaren waarom ADHD vaak in families voorkomt, maar ook waarom de mate en vorm van ADHD per persoon verschillen.

Omgevingsfactoren

Hoewel erfelijke aanleg een grote rol speelt bij ADHD, zijn ook omgevingsfactoren belangrijk. De omgeving kan beïnvloeden hoe ADHD zich uit, hoe ernstig de symptomen zijn, en hoe iemand ermee omgaat. Factoren tijdens de zwangerschap, zoals roken, stress of een ongezonde voeding, kunnen bijvoorbeeld de ontwikkeling van de hersenen beïnvloeden. Ook ervaringen in de vroege kindertijd, zoals een chaotische thuissituatie, veel stress of gebrek aan structuur, kunnen een rol spelen.

Het is belangrijk om te begrijpen dat omgevingsfactoren ADHD niet “veroorzaken”, maar wel kunnen versterken of verzwakken. Bijvoorbeeld: een kind met een genetische aanleg voor ADHD kan beter functioneren in een rustige, gestructureerde omgeving, terwijl een drukke of stressvolle omgeving de klachten kan verergeren. Hierdoor wordt duidelijk dat ADHD ontstaat door een combinatie van genetische aanleg en omgeving: beide beïnvloeden samen hoe de symptomen zich uiten.


Maak jouw eigen website met JouwWeb